# 23 – De kracht van vergeving

Openingstekst

Uilskuiken! Domoor! Nietsnut! Je let nooit op! Je zit hier maar te zitten!
Dat was het laatste wat de jongen te horen kreeg. Toen vloog hij de klas uit. Hij moest naar een andere school. Hij was er kapot van.

Drie dagen later zat hij op de nieuwe school. De directeur had de meester verwittigd: ‘Het is een lastig kereltje, verwaand, lui en koppig.’
De meester gaf zijn nieuwe leerling een mooie plaats op de eerste bank.
’s Middags riep hij hem bij zich. ‘Wil je het bord afvegen?’ vroeg hij.
De jongen aarzelde, maar de vriendelijke toon van de meester overhaalde hem.
Toen hij klaar was, kwam de meester naast hem staan. ‘Wat heb je nu gedaan?’
‘Het bord afgeveegd, meester.’
‘Juist, alles wat er stond heb je weggeveegd. Luister Kerel, dat is wat ik met jou wil doen. Alles wat je uitgespookt hebt, alle fouten die je maakte, veeg ik weg. Er blijft niets van over. Ik houd er geen rekening mee. Vandaag begint jouw nieuwe reis.
Trouwens, je bent niet alleen. Ik reis met je mee.’
Zijn meester gaf hem een vriendschappelijke klop op de schouder.

De jongen danste de klas uit. Zingend kwam hij op de speelplaats. Een nieuwe speelplaats, een nieuwe school, nieuwe vrienden en een nieuw leven.

Eerste lezing

Langzaam en met moeite komt de boemeltrein door het bergland vooruit. De oude stoomlocomotief steunt en snuift en heeft er blijkbaar moeite mee, de reizigers naar hun vakantieplaats te brengen. Overal ziet men vrolijke gezichten. Alleen in een coupé waarin twee heren zitten, schijnt de jongste allesbehalve gelukkig te zijn. Hij moet wel een zware last op zijn hart hebben. 
Zijn medepassagier kijkt hem peinzend aan en begint tenslotte over het weer en het mooie landschap te praten, om met zijn treurig kijkende overbuurman in gesprek te komen. En het ijs is sneller gebroken dan hij denkt.

De jonge man, die er zo ernstig uitziet en zo’n ongedurige en onrustige indruk maakt, begint te vertellen, eerst schuw en schokkend, met lange pauzes. Maar dan, als hij merkt dat de ander niet uit nieuwsgierigheid maar uit echte belangstelling verder vraagt en zich echt om hem bekommert, dan komen de woorden uit hem los.

“Ja, ik heb jarenlang in de gevangenis gezeten”, zegt hij, “jarenlang. Vanmorgen hebben ze me in vrijheid gesteld. Nu ben ik op weg naar huis. Wat heb ik een schande over mijn familie gebracht. Ze hebben mij al die jaren niet één keer bezocht. Geschreven hebben ze ook maar heel zelden. Ik neem het hen niet kwalijk. Ik heb hun liefde verspeeld. Maar misschien hebben ze mij ook niet bezocht, omdat de reis zo duur is. En brieven werden er thuis nooit veel geschreven. Ik hoop toch dat ze mij vergeven hebben, al ziet het er niet naar uit. U kunt zich niet voorstellen;, hoe ik het leven dat ik geleefd heb, haat en berouw heb van alles!”
Bewogen slaat hij zijn handen voor zijn gezicht.

Dan gaat hij verder: “Om het mijn ouders gemakkelijk te maken, heb ik hun een brief geschreven en gevraagd of ze mij een teken willen geven, waaraan ik, als de trein even voorbij de stad onze boerderij voorbij rijdt, direct kan zien, hoe ze over mij denken. als ze me vergeven hebben, dan zouden ze een wit lint in de grote appelboom aan de spoorlijn hangen. Maar als ze mij niet meer thuis willen hebben, dan zouden ze niets doen. In dat geval blijf ik in de trein zitten en ga ver weg, heel ver weg. Waarhéén weet ik zelf niet.”

Hij windt zich zienderogen meer op. En als de trein het stadje nadert, wordt zijn spanning zo ondraaglijk, dat hij eenvoudig niet door het raam kijken kan. “Zo meteen komt het bruggetje, dan de spoorbomen, en dan…. en dan…”. De ander wisselt snel van plaats met hem en belooft op de appelboom te letten. En direct daarop legt hij zijn hand op de arm van de jonge man. “Daar is hij!” Hij kan slechts fluisteren, want zijn stem laat hem in de steek en de tranen staan hem plotseling in de ogen. “Alles is in orde! De hele boom zit vol met witte linten!”

Evangelie

Overal komen tollenaars en zondaars naar Jezus luisteren. Farizeeën en schriftgeleerden spreken daar schande van. Ze zeggen: ‘Die man eet samen met zondaars.’
Dan vertelt Jezus: ‘Een vader heeft twee zonen. Op een dag zegt de jongste: “Vader, geef mij het deel van uw bezit dat ik zal krijgen als je sterft.” En zijn vader verdeelt zijn bezit onder zijn twee zonen. Kort daarna vertrekt de jongste zoon naar een ver land. Daar verspilt hij alles. Maar dan komt er een zware hongersnood in dat land. En hij begint honger te lijden. Daarom probeert hij werk te vinden. Een boer stuurt hem het veld in om voor de varkens te zorgen. Hij zou graag zijn honger stillen met het eten van de varkens. Maar niemand geeft hem wat. Dat denkt hij: “De arbeiders van mijn vader hebben brood in overvloed, en ik verga hier van de honger! Ik ga terug naar mijn vader.”
Wanneer zijn vader hem in de verte ziet aankomen, is hij ontroerd. Hij snelt op hem toe, valt hem om de hals en kust hem.
“Vader,” zegt de zoon, “ik heb verkeerd gedaan. Ik verdien het niet uw zoon te heten.”
Maar de vader zegt tegen zijn knechten: “Haal vlug de mooiste kleren en trek ze hem aan. Doe een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten. Haal het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.”
En het feest begint. De oudste zoon is nog op het land. Wanneer hij naar huis komt, hoort hij muziek en dans.
Hij vraagt aan iemand: ‘Wat gebeurt er?’ Die antwoordt: “Uw broer is thuis gekomen en uw vader houdt een feest, omdat hij gezond en wel terug is.” Maar de oudste zoon wordt kwaad en wil niet binnenkomen.
Daarop komt zijn vader naar buiten en probeert hem tot andere gedachten te brengen. Maar de oudste zegt tegen zijn vader: “Ik heb u nu al zoveel jaren en nog nooit heb je mij iets gegeven om men mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die zoon die alles verbrast heeft… voor hem heb je het gemeste kalf geslacht.”
Maar de vader zegt: “Jongen jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. Feest mee en wees blij, want die broer van je was door en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.”

 

Slottekst

Bestaat het kwaad.? (Einstein)

Een universiteitsprofessor besloot op zekere dag zijn studenten uit te dagen.
Hij vroeg: “Heeft God alles geschapen wat bestaat?”
Een gelovige student antwoordde: “Inderdaad, ja!”
“Alles?” vroeg de prof.
“Ja, alles…. ” was het aarzelende antwoord.

“In dat geval heeft God ook het kwade geschapen. Correct? Gezien het kwade bestaat.”
Hier had de student geen antwoord op.
De prof was in zijn nopjes dat hij weer had aangetoond dat het geloof een mythe is.
….

“Mag ik u een vraag stellen?” vroeg even later een student.
“Natuurlijk,” zei de prof.
“Bestaat de koude?”
“Natuurlijk bestaat de koude. Heb jij nooit kou gevoeld?”
“In feite bestaat kou niet, is het zelfs niet meetbaar. Een voorwerp moet warmte afgeven. We schiepen de term “koude” om de afwezigheid van warmte uit te leggen.”
“En duisternis, prof?”
“Die bestaat.”
“U heeft het weer mis. “Duisternis” is de term om afwezigheid van licht uit te leggen. En het kwaad?
Het kwaad is de afwezigheid van God in de harten van de mensen. De afwezigheid van liefde, bezorgdheid…. geloof, vertrouwen.”.
Nu zweeg de prof.

De student was Albert Einstein.

Liederen

    • Drempellied (Neem mij aan)
    • Heer, U bent mijn leven
    • Alleluia
    • Mijn hoop is op U, heer

Luisterlied:

Met dank aan de voorbereiders, voorgangers, bakkers, lezers en iedereen die erbij was!

  •  

logo VonkBerlaar

Verloren zoon wordt hartelijk ontvangen door zijn vader